Brieven, Gedachten
Reageer

Opvoeden is balanceren – brief van meisjesmoeder aan jongensmoeder

IMG_3021.JPG

Lieve Afke*,

Een meisjesmoeder? Dat ben ik eigelijk vooral omdat het zo lekker allitereert. En nou ja, omdat ik twee meisjes heb, natuurlijk. Maar verder… als ik jouw jongensmoederbrief** lees, verschilt jouw leven niet zo heel erg van het mijne.

Ook ons huis is een puinhoop als ik er niet ben.
Ook mijn kinderen hebben, net als die van jou, aan een half woord genoeg om een hele schooldag samen te vatten.
Goed, daarbij drinken ze dan, in tegenstelling tot jouw jongens, wél samen met mij het spreekwoordelijke kopje thee – maar daar is dan ook alles mee gezegd. Want zodra de thee op is, vertrekken ze van tafel. Niet om zoet met de poppen te gaan spelen, maar om de boel eens flink op zijn kop te zetten, elkaar vliegen af te vangen en, vooral, zo ongezien mogelijk te stompen, schoppen of knijpen. Ik zou wíllen dat ze eerst naar buiten gingen om elkaar de kopjes in te slaan… maar helaas.

Niet álle meisjes bakken braaf zoete koekjes, net zoals niet álle jongens willen rouwdouwen in de blubber, wil ik maar zeggen.

Zo heeft mijn jongste dochter er met alle liefde haar linkerpinkje voor over om de juf te behagen, terwijl mijn oudste dochter pertinent weigert mee te werken als iets haar niet zint. Zet de juf haar onder druk, dan doet ze haar capuchon op, trekt haar allerbrutaalste Rotterdamse straatbekkie en gaat met haar rug naar de groep nadrukkelijk níet mee zitten zingen.

Net als de jij, en jullie kleuterjuf, ben ik daar niet van gediend.
Want net als jij krijg ik de zenuwen van die onvoorstelbare klerezooi, klereherrie en kleresfeer die kinderen, hoe lief ze verder ook zijn, weten te creëren.
Ik sus en soebat me een slag in de rondte om het gezellig te houden.

“Moeten wij, moeders, een deel van de opvoeding uit handen geven?” vraag jij je af in je brief.
Jazeker!
Aan mensen die niet sussen en soebatten, bijvoorbeeld. Die niet gestoord worden van een ontplofte huiskamer en kinderen met brokkelige snotkorsten en ingedroogde melkvlekken. Die een op haar stoel omgedraaide mini-puber lekker laten mokken tot ze eieren voor haar geld kiest.

Mijn man is zo iemand.
Hij kon sneller luiers verschonen toen ze klein waren, en hij heeft ze ook tien keer zo snel op bed nu ze groter zijn. Dat is handig, want dat scheelt mij een hoop gedoe.

Maar wat veel belangrijker is: hij daagt ze uit.
Hij gaat regelmatig over hun grenzen heen – zonder dat zelf in de gaten te hebben. Want de beruchte kieteldood gaat door – ook als ze honderd keer heel hard ‘Stop hou ermee op!’ roepen.

Hij negeert ze, kapt ze af, overschreeuwt ze – en dat is goed.
Want hij doet dat niet met kwade opzet, maar omdat hij ze simpelweg niet hoort piepen, geen geduld heeft met hun ellenlange bespiegelingen en gewoon wil dat ze nú, dus niet zometeen en zeker niet stráks, doen wat hij zegt.

Waarom dat zo waardevol is?
Omdat ze daarvan leren hoe ze moeten dealen met mensen die niet ieder woord dat uit hun mondje rolt op een gouden weegschaaltje legt – zoals ik maar al te vaak doe. Zo leren ze van zich afbijten, grenzen stellen en doorzetten – ook als het erop lijkt dat niemand luistert. De wereld zit niet te wachten op verwende prinsesjes die gaan zitten mokken als ze niet gehoord worden.

“In hoeverre geven wij, vrouwen, jongens de kans om te worden wie ze werkelijk zijn?” vraag jij in je jongensmoederbrief. Ik zou die vraag breder willen trekken: in hoeverre geven wij, ouders, kinderen de kans te worden wie ze werkelijk zijn?

Mijn belangrijkste taak als moeder: mijn meisjes leren zich staande te houden in deze wereld, zonder zichzelf uit het oog te verliezen.
En daar zit de crux: opvoeden is socialiseren – dat botst per definitie met onbelemmerd jezelf kunnen zijn. Hun ruimte is mijn beperking. Hun vrije meningsuiting is mijn tutende hoofd aan het eind van de dag.

Opvoeden is balanceren tussen onbaatzuchtigheid en egoïsme.
Als ik geen rust heb, kan ik niet in rust opvoeden.
Daarom perk ik ze in. Dam ik ze af. Dwing ik ze, misschien wel, in een keurslijf – zodat ze in mijn kader passen.
En daarom ben ik zo blij dat ze óók worden opgevoed door iemand met een veel ruimer kader. Een heel ander kader, vooral, waar ze weer heel andere dingen van leren.

Je vraagt je in je brief af of je de opvoedtaak uit handen moet geven. Mijn antwoord is dus, volmondig: ja!
Mijn tegenvraag luidt: vanwaar je aarzeling?
Ruim 20% van de vrouwen en 42% van de mannen vindt een vrouw geschikter om kinderen op te voeden dan een man, blijkt uit de Emanicipatiemonitor 2014.
Hoe komt dat toch, denk jij?

Liefs, Diana

 

 

*)

Afke en ik kennen elkaar al honderd jaar. We zaten bij elkaar in de brugklas, playbackten Salt-n-Peppa op een schoolfeest en aten chips op een strandje bij Beusichem. Na de middelbare school zijn we elkaar uit het oog verloren (want zo gaan die dingen), en vonden we elkaar terug via Facebook (want ook zó gaan die dingen).

Afke heeft twee zoons en blogt over haar (worsteling met het) moederschap op Jezelf zijn en zo. Aanrader!

**) Afke schreef mij op 11 december 2014 een brief. Met de uitnodiging een brief terug te schrijven, en zo haar jongensmoederschap naast mijn meisjesmoederschap te leggen.
Lees hier de eerste brief van jongensmoeder Afke.

Comments

comments

In categorie: Brieven, Gedachten

door

Diana van Ewijk is, naast officieel Soephoofd, ook kapitein van het #KliekjesCollectief en social mediamanager in #BlueCity010. Een storyteller met de focus op foodwaste!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *