“Leuk staat die jurk je, mam,” smaalt de achtjarige. “En ja, dat bedoel ik cynisch.”
Ze wordt groot.
Wat zeg ik; ze ís groot.
Sinds gisteren woont ze op zichzelf. Want gisteren betrok ze haar gloednieuwe kamer. Helemaal bovenop de allerhoogste zolder, helemaal voor haar alleen.
Tot eergisteren deelde ze een kamer met haar zusje.
Of nou ja, kamer… Tot eergisteren deelde ze een stapelbedstee met haar zusje. Maar dat zusje is vijf. En die wil om zeven uur naar bed. En tot half negen uitslapen.
Zíj is al acht. Zij wil om negen uur naar bed. En vooral niet uitslapen. Zíj staat het liefst om zes uur op, om te tekenen, of te knutselen, of gewoon, om een liedje te neurien. Dat levert dus zowel ’s ochtends als ’s avonds veel gedoe, gesis en gemep op.
Kortom: die twee zijn uit elkaar gegroeid.
En dus is de oudste vertrokken.
Gelukkig alleen nog maar naar zolder.
Ze heeft direct een verbodsbord op haar deur geplakt. Haar kamer is verboden terrein voor iedereen tot en met zeven, en boven de negen. Voor de zekerheid heeft ze haar zusje en een vriendinnetje ook op het bord getekend; zij zijn pas vijf en kunnen nog niet lezen. En sinds vandaag ontzegt ze ook 38, 39, 40 en 41-jarigen de toegang. Mama niet welkom. Dit is háár domein.
Het gemak waarmee zij die stap naar onafhankelijkheid zet, is in niets te vergelijken met het gat dat ik moet overbruggen.
Ineens voel ik met net Louis Armstrong.
Loslaten gaat met reuzensprongen.